Poldermodel heeft voor- EN achterkanten
In de Volkskrant 6 juni 2015 schreven Kitlyn Tjin A Djie en Irene Zwaan over kinderen grootbrengen in Nederland.
Zij maken een overtuigend statement dat Nederlandse cultuur o.a. met opvoeden teveel van hetzelfde wil. Die neiging is politiek en overheden niet vreemd. Hoe meer uniformiteit hoe geloofwaardiger de illusie dat de samenleving maakbaar en controle mogelijk is.
Een kernwaarde van de Nederlandse cultuur is conflicten te vermijden en op te lossen door met alle partijen te overleggen tot overeenstemming is bereikt. Het pact tussen werkgevers en vakbonden sinds de jaren negentig was een voorbeeld daarvan. Dat Nederland eeuwenlang nauwelijks gewelddadige binnenlandse conflicten kende is een ander voorbeeld. Deze kernwaarde kreeg de afgelopen decennia een typisch, nuttig-pragmatische, Hollandse naam: poldermodel.
De achterkant van het poldermodel is dat wij, vooral hogere autochtone klasse, Nederlanders openlijk verschil maken eng vinden, niet slim, niet beschaafd. Het leidt tot ruzie en conflicten: in de volksmond: onprettig, niet leuk, niet fijn. Wij beleven dat als niet constructief want risico op zakelijk verlies neemt toe.
Maar de paradox ligt direct om de hoek. In sociaal verkeer is er een omgekeerde kernwaarde. Als de kans er op materieel verlies minder is draaien wij er niet omheen. Wij mogen duidelijk voor onze mening duidelijk uitkomen: dat moet ik toch kunnen zeggen! Vaak in (dominantie-geladen) situaties waar degenen die wij toespreken moeilijk iets terug kunnen zeggen.
Onze nationale geblondeerde blater gijzelde jarenlang het publieke debat, via het overboord gooien van deze kernwaarde, met zijn brutale, politieke ruziemakerij. Minder geciviliseerde (autochtone) Nederlanders liepen met hem weg omdat hij verschillende elites zeer vermakelijk de mantel uitveegde. Veel monden stonden vol tanden.
Wij autochtone Nederlanders hebben, cultureel-historisch gezien en zoals andere nationale, Italiaanse, Turkse, V.S., culturen meer doen, moeite om PRODUCTIEF RUZIE TE MAKEN (2006).
Jammer genoeg bestaat ons (het) leven (evolutionair gezien) uit voortdurend verschil maken (anders zijn) en tegelijkertijd hetzelfde (ergens bij willen horen) willen zijn. Dat is een andere paradox die we elke dag vele malen oplossen.
Maar ons menselijk tekort is dat de meeste culturen/mensen neigen naar het vooral en/of alleen maar leuk/goed hebben, hetzelfde willen zijn.
Nou dat lukt niet want als je verschil maakt maak je onmiddellijk ook ongelijkheden.
Dus zitten we in Nederland met de handen in het haar want onze culturele kernwaarden gelijkheid en solidariteit, gestapeld in christendom, verlichting en polderen, versterken elkaar in zo weinig mogelijk verschil maken.
Dat leidt uiteindelijk altijd tot zoals de Duitsers zeggen: tote Hose. (een dode broek). Onze oosterburen vinden ons geweldig omdat we ‘locker’ (ongedwongen) zijn maar hebben wel door dat teveel van hetzelfde tot sleur, saaiheid en verveling leidt. Zij kennen b.v. Fernweh (als het saai wordt) als tegenhanger van Heimweh (als er teveel verschil is).
Kinderen spiegelen haarscherp dat anders zijn en verschil maken niet te vermijden zijn. Zij tonen tegelijkertijd dat zij ons volwassenen heel erg nodig hebben. Dat kunnen volwassen onder elkaar van hen hen leren.
Lees: Bekkum Nederlandse-Identiteit als Burgerschap (2004)
Read: Bekkum TO BELONG AND TO BE DIFFERENT (1999)