etnocentrisme (zie mimetische reflexen)
Etnisch (religieus/politiek) geweld lijkt nogal een aanzwellend mondiaal politiek thema/drama.
Anders begrijpen dan we tot nu doen doen lijkt slim.
Etnocentrisme komt van het Griekse “ethnos” (volk, natie, klasse, kaste) en “kentron” (punt/stekel) is de universele menselijke neiging om de eigen (klasse/religie/nationaliteit/gender) groepsgebonden waarden/normen als ‘enige waarheid’ te beleven.
Waarden, opvattingen en gebruiken uit eigen cultuur worden als maatstaf genomen om de ‘andere/vreemde’ groep/cultuur, meestal negatief, te beoordelen. Je eigen groep/cultuur beoordeel als van meer waarde en misschien wel als suprieur.
Het is cruciaal onderscheid te maken tussen individueel en collectief (groepsgebonden) etnocentrisme.
Vanuit mijn 20 jaar training/doceer ervaringen in verschillende jeugzorg, psychiatrie en onderwijs sectoren weet ik dat op individueel niveau etnocentrisme, via onderwijs en beroepsbijscholing, goed beïnvloedbaar is.
Maar als collectief etnocentrisme, b.v. tegen ‘buitenlanders/migranten/vluchtelingen’, zich eenmaal nestelt is het moeilijk terug te draaien. Collectief etnocentrisme is vaak een geliefde ingang tot beïnvloeding van collectieve sentimenten door media en politiek. Genocide oorlogen (ethnic cleansing) zijn nu aan de orde van de dag. Ook de Joodse, Armeense en koloniale genocides komen voort uit (aangewakkerde) ‘op hol geslagen’ collectieve etnocentrische reflexen.
Vanuit mijn antropologische veldwerk ontdekte ik dat de mensheid slechts kon blijven bestaan als er een evolutionaire tegenkracht naast destructieve vormen van etnocentrisme bestaat. Dit is het concept van de ‘mimetische reflex’ ontwikkeld door Walter Benjamin Doctrine of te Similar (1933). Op individueel is dit ‘je verplaatsen in de (vreemde) ander (van perspectief wisselen)’ wat zich al bij jonge kinderen ontwikkeld. Alleen wanneer de context veilig is kunnen mensen in complexe situaties van perspectief wisselen (Tjjn A Djie 2006). Bruce Perry ontwikkelde een prachtig benadering om bij kinderen ‘empathie‘ te stimuleren (Het Liefdevolle Brein 2010).
In nagenoeg alle antropologische literatuur worden deze twee krachten: Etnocentrische en Mimetische reflexen niet als onlosmakelijk van elkaar en als complementair gezien. Uitzonderingen zijn Mimesis and Alterity: A Particular History of the Senses (Taussig 1993) en Grammars of Identity/alterity: A Structural Approach (Baumann & Gingrich 2004). In een Engels artikel (publicatie in 2016) werk ik deze complementaire these (Etnocentrische en Mimetische Reflexen) uit aan de hand van casusvignetten uit mijn veldwerk met jonge mannen in problemen. Een Nederlands abstract vind u hier.
Om collectieve empathie in families, gemeenschappen, bedrijven en landen te stimuleren is een ander verhaal. Dat praktijkonderzoek staat nog in de kinderschoenen.
In een Engelstalig artikel in voorbereiding over een systemische (collectieve) kijk op mimetische (empathische) vermogens en etnocentrische reflexen probeer ik deze twee, evolutionair oude (dus universele), menselijke eigenschappen als ‘communicerende vaten’ te benaderen.
Als je de ene onderdrukt/verdringt krijgt de ander meer ruimte. Het blijft balanceren tussen individuele en groepsgebonden versies van etnocentrisme en (radicale) empathie.