Ethniciteit en nationaliteit
Het is nog moeilijker door de ogen van gemeenschappen (Friese, Turkse, Katholieke, Socialistische Nederlanders) te leren zien hoe die sociale systemen werken en zich cultureel en transgenerationeel reproduceren.
Vraag aan Nederlanders uit families met een migratieachtergrond en uit families uit de regio (periferie) wanneer zij zich Nederlands en wanneer zij zich Turks, Marokkaans, Fries en Limburgs voelen. Dan krijg je indrukwekkende verhalen te horen. De ‘oude diversiteit’ lijkt veel meer op de ‘nieuwe diversiteit’ dan gewone burgers, de media, politici/beleidsmakers, onze geschiedenisboeken, ons vertellen.
In 1994 (Adolescence & Ethnicity) publiceerde ik in het Engels over deze ‘doxa’ (door stapeling van dominante opvattingen verhulde) in het het Nederlandse collectieve bewustzijn en geheugen. In 2004 (Nederlandse Identiteit als basis voor burgerschap) publiceerde ik voor het eerst uitgebreid in het Nederlandse over dit belangrijke inzicht.
Wat deze twee categoriën van minderheden verbindt is hun marginalisering door ‘dominante Nederlanders’. Het kan lang duren maar vroeg of laat kun je als ‘allochtoon’ of als ‘regionaal’ op je plaats worden gezet.
Ik hield vele van dergelijke vraaggesprekken en publiceerde de uitkomsten ervan in enkele artikelen in 1994 (Adolescence and Ethnicity) en in 1999 (To Belong and To Be Different).
Heel subtiel en doxaal (door macht verborgen) laten deze ‘echte Nederlanders’ in duizenden nuances merken dat zij ‘uit de Randstad komen’, ‘goed Nederlands spreken/schrijven’, ‘de juiste huidskleur hebben’. Daarmee zijn ‘zij’ uit minderheden ‘anders, ongelijk en dus minder’. Daarom hebben jullie het aan jezelf te wijten dat jullie (het) ‘minder hebben’.
Etniciteit en Nationaliteit zijn glibberige begrippen waar antropologen al een eeuw over stoeien. Naar welke processen (in- en uitsluiting) verwijzen deze termen?
Nationale staten zijn volgens antropoloog Benedict Anderson ‘Verbeelde Gemeenschappen‘ (1983). Zij verschillen van werkelijke gemeenschappen omdat zij niet functioneren op basis van dagelijkse face-to-face interacties tussen de leden.
Dus nationale staten als tweede staten zijn andersoortig dan eerste naties en hun ‘systemische nazaten’: etnische gemeenschappen zoals de Friese, Turkse, Molukse en Limburgse Nederlanders.
Simpele rationele onderbouwing van deze vervanging is: Tribale samenlevingen waren er eerder, zijn evolutionair ouder, dan nationale samenlevingen.
Canadese oorspronkelijke minderheden noemen zichzelf ‘First Nations’ want zij woonden het eerst in wat nu Canada heet. Logisch is dat wij, nationale staten, vanaf nu (70 jaar dekolonisatie) als ‘Tweede Naties’ benoemd kunnen worden.
Door het introduceren van dit twin-concept wordt een andere antropologische blik op etniciteit en nationaliteit mogelijk. Onder de subknop hierboven, bijvoorbeeld, schreef ik dat vanuit een antropologische blik individuen-families-gemeenschappen (trias cultura), als reproductief-noodzakelijk in elkaar ingebedde systemen, de norm zijn. Nationale staten zijn, evolutionair en cross-cultureel-vergelijkend, de uitzondering.
In een artikel (in voorbereiding) combineer en verbind ik ideeën van Benedict Anderson, Michel Foucault, James Scott, Krishan Kumar en Gregory Bateson en vervang versleten (dualistische) concepten zoals primitieve-beschaafde, traditionele-moderne, open en gesloten samenlevingen door de conceptie van Eerst Naties en Tweede Naties.
Daarin laat ik aan de hand van etnografische vignetten van Amet (Roma Nederlander) en Pieter (Molukse Nederlander) zien waar de intergenerationele (existentiële) doeleinden van Eerste en tweede Natie verenigbaar en onverenigbaar zijn. In Parijs, augustus 2014, presenteerde ik deze inzichten voor de eerste keer (Incompatibilities Between First and Second Nations 2014) en in 2015 doe ik dat nog eens vanuit een andere invalshoek (First Nations and Second Nations: Purposes, Similarities and Differences).
Met deze herconceptualisering van ‘allochtone en autochtone gemeenschappen’ naar ‘Eerste en Tweede Naties’ kunnen allerlei spanningen en conflicten in en tussen jonge mannen, hun families, hun gemeenschappen en hun nationale loyaliteiten in een aanvullend perspectief gezien en verwoordt worden.
Dichterbij de belevingswerelden van jonge mannen en hun families.